Wat dienen wij te doen tijdens de Ramadhaan?
De maand Ramadhaan is een belangrijke en gezegende maand.
Allah (Soebhanahu wa Ta'ala)
heeft daarin de Qor-aan neder gezonden als leiding voor
de mensheid en onderscheider tussen
de waarheid en valsheid. Hij heeft het vasten tot een
pilaar van de Islaam gemaakt, en heeft
het vastgesteld om extra vrijwillige gebeden te
verrichten waarmee de goede daden van de
gelovigen vermeerderen, en dit zal een reden zijn, waarom
je veilig wordt gesteld van het
hellevuur. In zowel Sahieh Al-Boekhaarie als Sahieh
Moesliem staat een hadieth die
overgeleverd is van de profeet(Salla Allahu 3alaihi wa
Sallam) dat hij zei: "Wie gedurende de
maand Ramadhaan uit oprechtheid van geloof vast in de
hoop verdiensten te krijgen, zijn
begane zonden zullen vergeven worden en wie gedurende
Laylatoel Qad'r staat (in gebed) uit
oprechtheid van geloof en in de hoop verdiensten te
krijgen, zijn begane zonden zullen
worden vergeven."
Degene die Ramadhaan vast uit oprechtheid van geloof,
d.w.z. het geloof in Allah
(Soebhanahu wa Ta'ala), en geloof in de Shari'a van Allah
(Soebhanahu wa Ta'ala) en het
accepteren daarvan, en zich daarbij neerlegt en hoopt op
de verdiensten die Allah heeft
opgesteld met betrekking tot het vasten en ook de Qiyaam
(vrijwillig avond of nachtgebed).
Dus wie Qiyaam verricht tijdens de Ramadhaan of Laylatoel
Qad'r terwijl hij voldoet aan
deze eigenschappen - oprechtheid van geloof en hopend
verdiensten te krijgen - Allah
(Soebhanahu wa Ta'ala) zal zijn begane zonden vergeven.
Als we naar het verleden kijken
dan zien wij dat er tijdens deze gezegende maand grote
aangelegenheden hebben
plaatsgevonden die de gelovige blijdschap brengen omdat
hij zich daardoor een aantal goede
gebeurtenissen herinnert.
De eerste gebeurtenis is dat Allah (Soebhanahu wa Ta'ala)
de Qor-aan heeft neergezonden. De
neerzending ervan is begonnen in deze maand en heeft er
een gezegende maand van gemaakt.
De moslims hebben daarmee de streken in het oosten en
westen veroverd (omdat het
hoofddoel het verspreiden van de Islaam was en niet het
winnen van grondgebied). De
moslims zijn daardoor machtig geworden en het vaandel van
de Islaam is overal zichtbaar
geworden.
Het zal ons allemaal niet zijn ontgaan dat de kroon van
Kisra (de keizer van Perzië) naar de
rechtgeleide khalifah 'Oemar Ibn al Khattaab
(RadiyaAllahu anhu) op twee kamelen door
verschillende steden is gedragen naar Medina, zoals dit
vermeld is in de geschiedenis en deze
kroon, waarvan geen enkele parel ontbrak, werd door hem
(RadiyaAllahu anhu) neergelegd.
Dit was een machtige tijd voor de moslims en een
vernedering van de afgodenaanbidders en
alle lof zij Allah. Wij zijn er van verzekerd dat de
Islamitische natie terug zal keren naar de
Edele Qor-aan, en daarmee zal regeren en de macht
verkrijgen.
Maar degene die honing wil moet tegen bijensteken kunnen
en degene die rozen plukt moet
tegen het prikken van de doornen kunnen. Het is zo dat de
overwinning voorafgegaan wordt
door een beproeving. Allah de Verhevene zegt in Zijn
boek: "En Wij zullen jullie zeker
beproeven, totdat Wij toetsen wie van jullie de strijders
en de geduldigen zijn." (47:31).
En de Verhevene zegt: "Denken jullie dat jullie
het paradijs zullen binnengaan, terwijl
het gelijke dat tot degenen kwam die voor jullie zijn
heengegaan, nog niet tot jullie is
gekomen? Rampen en tegenspoed troffen hen en zij werden
zo geschokt dat de
Boodschapper en degenen die met hem geloofden zeiden:
"wanneer komt de hulp van
Allah?" Weet: voorwaar, de hulp van Allah is
nabij" (2:214)
De tweede gebeurtenis in deze gezegende maand was de slag
bij Badr die in het jaar 2 na
Hidjrah plaats vond. De reden daarvoor was dat de profeet
(Salla Allahu 3alaihi wa Sallam)
hoorde dat de karavanen van de Qoeraysh die geleid werden
door Aboe Soefyaan uit AsShaam
op weg waren naar Mekkah. Toen hij dit hoorde riep hij
zijn metgezellen op om
richting deze karavanen te gaan om deze in beslag te
nemen, omdat de Qoeraysh zich het
recht had genomen om de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa
Sallam) en zijn metgezellen uit hun
huizen te verdrijven en hun bezittingen te ontnemen.
Tussen hen en de profeet Salla Allahu
3alaihi wa Sallam) was er geen verdrag of vrede. De profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam)
was daarom richting hun karavanen gegaan om deze in
beslag te nemen, hij was met een klein
aantal mensen op weg gegaan, een kleine 300 en nog wat
mannen, omdat ze geen oorlog
wilden voeren. Omdat ze slechts de karavanen in beslag
wilden nemen, waren ze met een
klein aantal gegaan en ze hadden slechts 70 kamelen die
ze gebruikten en twee paarden.
Aboe Soefyaan, die als leider de karavanen onder zich
had, had iemand naar Mekkah gestuurd
om de mensen aan te moedigen hun karavanen te beschermen
en de profeet (Salla Allahu
3alaihi wa Sallam) ervan weg te houden. Toen gingen de
mensen van Mekkah op weg met
hun macht en hoogmoed zoals Allah (Soebhanahu wa Ta'ala)
ze heeft beschreven in Zijn
uitspraak: "degene die hun huizen verlieten,
trots en vol ijdel vertoon voor de mensen, en
die van het Pad van Allah afhielden. En Allah omvat (met
Zijn kennis) wat zij doen."
(8:47).
En onderweg kwamen zij te weten dat Abou Soefyaan zijn
karavanen veilig had gesteld voor
de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam), toen
besproken ze met elkaar of ze terug zouden
keren. Toen zei Aboe Djahl (hij was hun leider):
"Bij Allah, wij zullen niet terugkeren totdat
wij op Bad'r arriveren en daar 3 nachten verblijven, en
we zullen er kamelen slachten en wijn
schenken en de zangeressen zullen voor ons muziek maken,
en de Arabieren zullen over ons
horen en dan zullen zij ons voorgoed vrezen."
Deze woorden geven zijn arrogantie aan en zelfverheffing
aan en laten tevens zien dat zij erop
vertrouwden dat hun valse afgoden hen zouden helpen.
Zij waren met 900 tot 1000 man en kwamen met al hun macht
en arrogantie de profeet
(Sallala alaihi wa Salaam) en zijn metgezellen tegen, die
slechts met iets meer dan 300 man
waren. Beide groepen hadden elkaar ontmoet: het leger van
Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) en
het leger van de satan en het einde was in het voordeel
van het leger van Allah (Soebhanahu
wa Ta'ala). Er waren van de Qoeraysh 70 grote,
welgestelde mannen gedood en nog eens 70
waren in gevangenschap genomen.
De profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) was zoals
gewoonlijk drie dagen na de
overwinning op het slagveld gebleven en op de derde dag
ging hij op zijn rijdier tot hij stil
stond bij het hart van Bad'r waarin 24 van de sterke
mannen van de Qoeraysh waren gegooid.
Hij stond bij het hart van Bad'r en noemde hen bij hun
namen en die van hun ouders en zei:
"Oh! Zoon van die en die, heb je hetgeen je heer je
heeft belooft als waarheid bevonden, ik
ervaar hetgeen mijn Heer mij heeft belooft als waar"
toen zeiden (de metgezellen): "Oh
boodschapper van Allah hoe praat je met mensen die gestorven
zijn als kadaverdier (dit is een
aanduiding voor de lage toestand waarin zij gestorven
waren). Hij (Sallala alahi wa Salaam)
zei: "Wat ik zeg horen jullie niet beter dan hen,
maar ze geven geen gehoor" of hij zei: "ze
praten niet terug."
Toen keerde de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam)
als overwinnaar terug naar Medinah
en alle lof zij Allah.
De derde gebeurtenis is de bevrijding van Mekkah. Mekkah
was bezet door de
afgodenaanbidders die het hadden geruïneerd door
ongeloof, afgodenaanbidding en
ongehoorzaamheid aan Allah (Soebhanahu wa Ta'ala). Allah
(Soebhanhu wa Ta'ala) had zijn
profeet (48 Vragen Omtrent Het Vasten,) toestemming
gegeven om de mensen te bestrijden
en heeft voor hem een uur van die dag toegestaan om
oorlog te voeren en de ongelovigen te
doden en hun bezittingen te nemen. Maar na het bevrijden
van de stad was het doden en het
nemen van bezittingen niet meer toegestaan omdat Mekkah
toen bevrijd was. De profeet
(Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) had het als overwinnaar
betreden op vrijdag de 20e van de
Ramadhaan in het 8e jaar na Hidjrah. Hij stond bij de
deur van de Ka'bah terwijl mensen van
de Qoeraysh onder hem stonden afwachtend wat hij met hen
zou doen. Hij zei tegen hen: "Oh
Qoeraysh wat verwachten jullie dat ik met jullie zal doen?"
zij antwoorden: "Het goede! Een
edele broeder en zoon van een edele broeder" toen
zei de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa
Sallam): "Gaat heen, jullie zijn vrij".
Hij (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) had hen hun vrijheid
geschonken nadat hij macht over
hen had, en dit is het uiterste wat men kan bereiken in
manieren en vergeving.
Nadat wij de gebeurtenissen tijdens deze maand hebben
behandeld rest ons nog te zeggen:
"Wat moeten wij doen tijdens de Ramadhaan?"...
De daden die wij in deze maand verrichten
zijn verplicht of aanbevelingswaardig. Het verplichte is
het vasten, en het
aanbevelingswaardige is Al-Qiyaam (Taraweeh' gebeden).
Een ieder van ons weet dat het vasten, letterlijk het
zich onthouden van zaken die het vasten
ongeldig maken vanaf het aanbreken van de dageraad tot
zonsondergang, als aanbidding van
Allah (Soebhanahu wa
Ta'ala) is. Het bewijs daarvoor is de Uitspraak van Allah
(Soebhanahu
wa Ta'ala) waarin Hij zegt: "Nu mogen jullie dan
omgang met hen hebben. En streeft
naar wat Allah voor jullie bepaald heeft. En eet en
drinkt tot de witte draad en de
zwarte draad voor jullie te onderscheiden is, het is
Fadj'r (ochtendschemering). Maakt
daarna het vasten vol tot zonsondergang." (2:187).
De bedoeling van het vasten is niet het trainen van het
lichaam om de dorst, honger en
vermoeidheid aan te kunnen, maar het is het trainen van
de Nefs om hetgeen het liefheeft te
laten, om de Geliefde (Allah, Soebhanahu wa Ta'ala)
tevreden te stellen. Wat nagelaten wordt
terwijl iemand het lief heeft, is het eten, drinken en
gemeenschap. Dit zijn de lusten van de
Nefs.
Wij moeten daarom deze intentie hebben, dat wij zaken die
het vasten ongeldig maken laten
om tevredenheid van Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) te
verkrijgen.
Wat de wijsheid betreft, achter het opleggen van het
vasten aan deze natie. Allah heeft dit
verduidelijkt: "O jullie die geloven, het vasten
is jullie verplicht, zoals het ook verplicht
was voor hen voor jullie, hopelijk zullen jullie (Allah)
vrezen." (2:183)
Dus opdat jullie Allah vrezen en hetgeen Allah
(Soebhanahu wa Ta'ala) verboden heeft laten,
en verrichten hetgeen Hij (Soebhanahu wa Ta'ala)
verplicht heeft.
In de Sahieh' is er overgeleverd van de profeet (Salla
Allahu 3alaihi wa Sallam) dat hij zei:
"Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) heeft het niet nodig
dat iemand die zich niet onthoudt van
leugenachtige praatjes en het daarbij horende gedrag,
zich onthoud van voedsel en drinken."
Dit houdt in dat Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) niet wil
dat wij eten en drinken laten, maar van
ons wil dat wij leugenachtige praatjes en het
bijbehorende gedrag en onwetendheid laten.
Daarom is het de vastende aanbevolen, als iemand hem
uitscheld, hij zegt: "Ik ben aan het
vasten." "innie saa-iem" en hem niet
beantwoordt, anders zou de ander weer antwoorden en
dan antwoordt hij weer etc... en zo zal het vasten in
zijn geheel één en al gescheld en
vechtpartijen zijn maar als hij zegt: "Ik ben aan
het vasten", "innie saa-iem", dan laat hij
hiermee aan de ander weten dat hij het gescheld niet
beantwoordt, niet omdat hij daartoe niet
in staat is maar omdat zijn vasten hem daarvan weerhoudt.
Op dat moment houdt de ander op en zal zich schamen en
niet verder gaan met schelden of
vechten (in de meeste gevallen). Dit is de wijsheid
achter het verplichten van het vasten. Als
dit duidelijk is dan moeten wij tijdens het vasten ons
best doen om gehoorzaamheid te uiten
aan Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) door Hem te gedenken;
het lezen van de Qor-aan; het
verrichten van het gebed; aalmoezen geven; het goed
behandelen van de schepselen; goed
gedrag t.o.v. anderen; in het kort: alles waarmee we
onszelf kunnen opvoeden, moeten we
doen.
Als de moslim een hele maand op deze manier doorbrengt
dan zal hij ongetwijfeld beïnvloed
worden. Er is geen twijfel dat wanneer deze maand ten
einde komt dat de toestand van de
moslim niet verandert. Daarom behoort het tot de
Islamitische wetgeving dat een mens
Zakaatoel Fit'r uitgeeft aan het eind van de maand om het
reinigen van zijn ziel te
vervolmaken. Omdat de ziel gereinigd wordt door
handelingen uit gehoorzaamheid en het
laten van verboden zaken en het wordt ook gereinigd door
het uitgeven van geld. Daarom
wordt het uitgeven van geld Zakaat (zuiveren) genoemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten