dinsdag 15 juli 2014

Wat dienen we te doen tijdens de Ramadhaan?


Wat dienen wij te doen tijdens de Ramadhaan?

De maand Ramadhaan is een belangrijke en gezegende maand. Allah (Soebhanahu wa Ta'ala)
heeft daarin de Qor-aan neder gezonden als leiding voor de mensheid en onderscheider tussen
de waarheid en valsheid. Hij heeft het vasten tot een pilaar van de Islaam gemaakt, en heeft
het vastgesteld om extra vrijwillige gebeden te verrichten waarmee de goede daden van de
gelovigen vermeerderen, en dit zal een reden zijn, waarom je veilig wordt gesteld van het
hellevuur. In zowel Sahieh Al-Boekhaarie als Sahieh Moesliem staat een hadieth die
overgeleverd is van de profeet(Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) dat hij zei: "Wie gedurende de
maand Ramadhaan uit oprechtheid van geloof vast in de hoop verdiensten te krijgen, zijn
begane zonden zullen vergeven worden en wie gedurende Laylatoel Qad'r staat (in gebed) uit
oprechtheid van geloof en in de hoop verdiensten te krijgen, zijn begane zonden zullen
worden vergeven."
Degene die Ramadhaan vast uit oprechtheid van geloof, d.w.z. het geloof in Allah
(Soebhanahu wa Ta'ala), en geloof in de Shari'a van Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) en het
accepteren daarvan, en zich daarbij neerlegt en hoopt op de verdiensten die Allah heeft
opgesteld met betrekking tot het vasten en ook de Qiyaam (vrijwillig avond of nachtgebed).
Dus wie Qiyaam verricht tijdens de Ramadhaan of Laylatoel Qad'r terwijl hij voldoet aan
deze eigenschappen - oprechtheid van geloof en hopend verdiensten te krijgen - Allah
(Soebhanahu wa Ta'ala) zal zijn begane zonden vergeven. Als we naar het verleden kijken
dan zien wij dat er tijdens deze gezegende maand grote aangelegenheden hebben
plaatsgevonden die de gelovige blijdschap brengen omdat hij zich daardoor een aantal goede
gebeurtenissen herinnert.
De eerste gebeurtenis is dat Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) de Qor-aan heeft neergezonden. De
neerzending ervan is begonnen in deze maand en heeft er een gezegende maand van gemaakt.
De moslims hebben daarmee de streken in het oosten en westen veroverd (omdat het
hoofddoel het verspreiden van de Islaam was en niet het winnen van grondgebied). De
moslims zijn daardoor machtig geworden en het vaandel van de Islaam is overal zichtbaar
geworden.
Het zal ons allemaal niet zijn ontgaan dat de kroon van Kisra (de keizer van Perzië) naar de
rechtgeleide khalifah 'Oemar Ibn al Khattaab (RadiyaAllahu anhu) op twee kamelen door
verschillende steden is gedragen naar Medina, zoals dit vermeld is in de geschiedenis en deze
kroon, waarvan geen enkele parel ontbrak, werd door hem (RadiyaAllahu anhu) neergelegd.
Dit was een machtige tijd voor de moslims en een vernedering van de afgodenaanbidders en
alle lof zij Allah. Wij zijn er van verzekerd dat de Islamitische natie terug zal keren naar de
Edele Qor-aan, en daarmee zal regeren en de macht verkrijgen.
Maar degene die honing wil moet tegen bijensteken kunnen en degene die rozen plukt moet
tegen het prikken van de doornen kunnen. Het is zo dat de overwinning voorafgegaan wordt
door een beproeving. Allah de Verhevene zegt in Zijn boek: "En Wij zullen jullie zeker
beproeven, totdat Wij toetsen wie van jullie de strijders en de geduldigen zijn." (47:31).
En de Verhevene zegt: "Denken jullie dat jullie het paradijs zullen binnengaan, terwijl
het gelijke dat tot degenen kwam die voor jullie zijn heengegaan, nog niet tot jullie is
gekomen? Rampen en tegenspoed troffen hen en zij werden zo geschokt dat de
Boodschapper en degenen die met hem geloofden zeiden: "wanneer komt de hulp van
Allah?" Weet: voorwaar, de hulp van Allah is nabij" (2:214)
De tweede gebeurtenis in deze gezegende maand was de slag bij Badr die in het jaar 2 na
Hidjrah plaats vond. De reden daarvoor was dat de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam)
hoorde dat de karavanen van de Qoeraysh die geleid werden door Aboe Soefyaan uit AsShaam
op weg waren naar Mekkah. Toen hij dit hoorde riep hij zijn metgezellen op om
richting deze karavanen te gaan om deze in beslag te nemen, omdat de Qoeraysh zich het
recht had genomen om de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) en zijn metgezellen uit hun
huizen te verdrijven en hun bezittingen te ontnemen. Tussen hen en de profeet Salla Allahu
3alaihi wa Sallam) was er geen verdrag of vrede. De profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam)
was daarom richting hun karavanen gegaan om deze in beslag te nemen, hij was met een klein
aantal mensen op weg gegaan, een kleine 300 en nog wat mannen, omdat ze geen oorlog
wilden voeren. Omdat ze slechts de karavanen in beslag wilden nemen, waren ze met een
klein aantal gegaan en ze hadden slechts 70 kamelen die ze gebruikten en twee paarden.
Aboe Soefyaan, die als leider de karavanen onder zich had, had iemand naar Mekkah gestuurd
om de mensen aan te moedigen hun karavanen te beschermen en de profeet (Salla Allahu
3alaihi wa Sallam) ervan weg te houden. Toen gingen de mensen van Mekkah op weg met
hun macht en hoogmoed zoals Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) ze heeft beschreven in Zijn
uitspraak: "degene die hun huizen verlieten, trots en vol ijdel vertoon voor de mensen, en
die van het Pad van Allah afhielden. En Allah omvat (met Zijn kennis) wat zij doen."
(8:47).
En onderweg kwamen zij te weten dat Abou Soefyaan zijn karavanen veilig had gesteld voor
de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam), toen besproken ze met elkaar of ze terug zouden
keren. Toen zei Aboe Djahl (hij was hun leider): "Bij Allah, wij zullen niet terugkeren totdat
wij op Bad'r arriveren en daar 3 nachten verblijven, en we zullen er kamelen slachten en wijn
schenken en de zangeressen zullen voor ons muziek maken, en de Arabieren zullen over ons
horen en dan zullen zij ons voorgoed vrezen."
Deze woorden geven zijn arrogantie aan en zelfverheffing aan en laten tevens zien dat zij erop
vertrouwden dat hun valse afgoden hen zouden helpen.
Zij waren met 900 tot 1000 man en kwamen met al hun macht en arrogantie de profeet
(Sallala alaihi wa Salaam) en zijn metgezellen tegen, die slechts met iets meer dan 300 man
waren. Beide groepen hadden elkaar ontmoet: het leger van Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) en
het leger van de satan en het einde was in het voordeel van het leger van Allah (Soebhanahu
wa Ta'ala). Er waren van de Qoeraysh 70 grote, welgestelde mannen gedood en nog eens 70
waren in gevangenschap genomen.
De profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) was zoals gewoonlijk drie dagen na de
overwinning op het slagveld gebleven en op de derde dag ging hij op zijn rijdier tot hij stil
stond bij het hart van Bad'r waarin 24 van de sterke mannen van de Qoeraysh waren gegooid.
Hij stond bij het hart van Bad'r en noemde hen bij hun namen en die van hun ouders en zei:
"Oh! Zoon van die en die, heb je hetgeen je heer je heeft belooft als waarheid bevonden, ik
ervaar hetgeen mijn Heer mij heeft belooft als waar" toen zeiden (de metgezellen): "Oh
boodschapper van Allah hoe praat je met mensen die gestorven zijn als kadaverdier (dit is een
aanduiding voor de lage toestand waarin zij gestorven waren). Hij (Sallala alahi wa Salaam)
zei: "Wat ik zeg horen jullie niet beter dan hen, maar ze geven geen gehoor" of hij zei: "ze
praten niet terug."
Toen keerde de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) als overwinnaar terug naar Medinah
en alle lof zij Allah.
De derde gebeurtenis is de bevrijding van Mekkah. Mekkah was bezet door de
afgodenaanbidders die het hadden geruïneerd door ongeloof, afgodenaanbidding en
ongehoorzaamheid aan Allah (Soebhanahu wa Ta'ala). Allah (Soebhanhu wa Ta'ala) had zijn
profeet (48 Vragen Omtrent Het Vasten,) toestemming gegeven om de mensen te bestrijden
en heeft voor hem een uur van die dag toegestaan om oorlog te voeren en de ongelovigen te
doden en hun bezittingen te nemen. Maar na het bevrijden van de stad was het doden en het
nemen van bezittingen niet meer toegestaan omdat Mekkah toen bevrijd was. De profeet
(Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) had het als overwinnaar betreden op vrijdag de 20e van de
Ramadhaan in het 8e jaar na Hidjrah. Hij stond bij de deur van de Ka'bah terwijl mensen van
de Qoeraysh onder hem stonden afwachtend wat hij met hen zou doen. Hij zei tegen hen: "Oh
Qoeraysh wat verwachten jullie dat ik met jullie zal doen?" zij antwoorden: "Het goede! Een
edele broeder en zoon van een edele broeder" toen zei de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa
Sallam): "Gaat heen, jullie zijn vrij".
Hij (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) had hen hun vrijheid geschonken nadat hij macht over
hen had, en dit is het uiterste wat men kan bereiken in manieren en vergeving.
Nadat wij de gebeurtenissen tijdens deze maand hebben behandeld rest ons nog te zeggen:
"Wat moeten wij doen tijdens de Ramadhaan?"... De daden die wij in deze maand verrichten
zijn verplicht of aanbevelingswaardig. Het verplichte is het vasten, en het
aanbevelingswaardige is Al-Qiyaam (Taraweeh' gebeden).
Een ieder van ons weet dat het vasten, letterlijk het zich onthouden van zaken die het vasten
ongeldig maken vanaf het aanbreken van de dageraad tot zonsondergang, als aanbidding van
Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) is. Het bewijs daarvoor is de Uitspraak van Allah (Soebhanahu
wa Ta'ala) waarin Hij zegt: "Nu mogen jullie dan omgang met hen hebben. En streeft
naar wat Allah voor jullie bepaald heeft. En eet en drinkt tot de witte draad en de
zwarte draad voor jullie te onderscheiden is, het is Fadj'r (ochtendschemering). Maakt
daarna het vasten vol tot zonsondergang." (2:187).
De bedoeling van het vasten is niet het trainen van het lichaam om de dorst, honger en
vermoeidheid aan te kunnen, maar het is het trainen van de Nefs om hetgeen het liefheeft te
laten, om de Geliefde (Allah, Soebhanahu wa Ta'ala) tevreden te stellen. Wat nagelaten wordt
terwijl iemand het lief heeft, is het eten, drinken en gemeenschap. Dit zijn de lusten van de
Nefs.
Wij moeten daarom deze intentie hebben, dat wij zaken die het vasten ongeldig maken laten
om tevredenheid van Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) te verkrijgen.
Wat de wijsheid betreft, achter het opleggen van het vasten aan deze natie. Allah heeft dit
verduidelijkt: "O jullie die geloven, het vasten is jullie verplicht, zoals het ook verplicht
was voor hen voor jullie, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen." (2:183)
Dus opdat jullie Allah vrezen en hetgeen Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) verboden heeft laten,
en verrichten hetgeen Hij (Soebhanahu wa Ta'ala) verplicht heeft.
In de Sahieh' is er overgeleverd van de profeet (Salla Allahu 3alaihi wa Sallam) dat hij zei:
"Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) heeft het niet nodig dat iemand die zich niet onthoudt van
leugenachtige praatjes en het daarbij horende gedrag, zich onthoud van voedsel en drinken."
Dit houdt in dat Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) niet wil dat wij eten en drinken laten, maar van
ons wil dat wij leugenachtige praatjes en het bijbehorende gedrag en onwetendheid laten.
Daarom is het de vastende aanbevolen, als iemand hem uitscheld, hij zegt: "Ik ben aan het
vasten." "innie saa-iem" en hem niet beantwoordt, anders zou de ander weer antwoorden en
dan antwoordt hij weer etc... en zo zal het vasten in zijn geheel één en al gescheld en
vechtpartijen zijn maar als hij zegt: "Ik ben aan het vasten", "innie saa-iem", dan laat hij
hiermee aan de ander weten dat hij het gescheld niet beantwoordt, niet omdat hij daartoe niet
in staat is maar omdat zijn vasten hem daarvan weerhoudt.
Op dat moment houdt de ander op en zal zich schamen en niet verder gaan met schelden of
vechten (in de meeste gevallen). Dit is de wijsheid achter het verplichten van het vasten. Als
dit duidelijk is dan moeten wij tijdens het vasten ons best doen om gehoorzaamheid te uiten
aan Allah (Soebhanahu wa Ta'ala) door Hem te gedenken; het lezen van de Qor-aan; het
verrichten van het gebed; aalmoezen geven; het goed behandelen van de schepselen; goed
gedrag t.o.v. anderen; in het kort: alles waarmee we onszelf kunnen opvoeden, moeten we
doen.
Als de moslim een hele maand op deze manier doorbrengt dan zal hij ongetwijfeld beïnvloed
worden. Er is geen twijfel dat wanneer deze maand ten einde komt dat de toestand van de
moslim niet verandert. Daarom behoort het tot de Islamitische wetgeving dat een mens
Zakaatoel Fit'r uitgeeft aan het eind van de maand om het reinigen van zijn ziel te
vervolmaken. Omdat de ziel gereinigd wordt door handelingen uit gehoorzaamheid en het
laten van verboden zaken en het wordt ook gereinigd door het uitgeven van geld. Daarom
wordt het uitgeven van geld Zakaat (zuiveren) genoemd.

Video met Ramadan Reminders